Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De [18]cederen in Gods hof verduisterden hem niet, de dennebomen waren zijn takken niet gelijk, en de kastanjebomen waren niet gelijk zijn scheuten; [19]geen boom in Gods hof was hem gelijk in zijn schoonheid. 18. Dat is, de andere koningen en prinsen, hoewel ook groot en heerlijk zijnde, gelijk de cederen van een paradijs, gelijk het eerste was, konden zijn glans niet verdonkeren of verbergen; gelijk de zon het schijnsel van andere sterren bij dag verduistert, alzo verduisterde hij allen glans van anderen. Vergelijk boven hfdst.28 vs.13, en onder vs.9,16. 19. Hebreeuws, alle boom was niet, enz., dat is, geen boom was, enz. Zie 1 Kon.11:34; alzo onder vs.14.